Alle ruimte aan de vernieuwers

artikel in NRC, 18 maart 2016

Met de culturele manifestatie ‘Rotterdam viert de stad’ herdenkt Rotterdam 75 jaar Wederopbouw. Maar wat valt er eigenlijk te vieren? Met architect Ben van Berkel (UNStudio), die de Erasmusbrug ontwierp, en hoogleraar stedenbouw Frits Palmboom, wiens kantoor midden het wederopbouwgebied gevestigd is, analyseren we dit bijzondere jubileum.

160318-artikel-wederopbouwarchitectuuralleruimteaandevernieuwers

Heroïek

Het verhaal van de Rotterdamse Wederopbouw is met de nodige heroïek omgeven. Slechts enkele dagen na het bombardement op 14 mei 1940 werden de eerste schetsen voor de herbouw van de stad gemaakt. Tijdens de oorlogsjaren werkten directeur gemeentewerken W.G. Witteveen en zijn opvolger C. van Traa aan opeenvolgende, steeds modernere en radicalere plannen. Dit mondde uit in het Basisplan van 1946, dat niet alleen voorzag in wederopbouw van het centrum, maar in een vergaande modernisering van de totale stad.

De eerste gebouwen van het Basisplan werd gerealiseerd in een tijd van tomeloos optimisme. Architecten als Maaskant, van Tijen, van der Broek en Bakema overtroefden elkaar in radicaliteit. Bijvoorbeeld het gigantische Groothandelsgebouw van Hugh Maaskant uit 1953, dat in zijn schaal het voorstellingsvermogen van vele Rotterdammers overtrof.

Toppunt van de Moderne radicaliteit is het Lijnbaancomplex van de architecten Jo van den Broek en Jaap Bakema, waarvan het plan zich gedurende de jaren ’40 – ’50 ontwikkelde van een reeks conventionele gesloten bouwblokken naar een opzet van stroken en schijven. In het midden flaneerden Rotterdammers over ’s werelds eerste autovrije winkelstraat. Aan weerszijden staan op gepaste afstand een aantal grootschalige woonflats, als een rij dominostenen tussen het groen. Architecten van over de hele wereld kwamen kijken naar wat ze in Rotterdam hadden bedacht.

Vernieuwingszucht

In het optimisme werden nog even 114 gebouwen gesloopt die het bombardement hadden overleefd, maar die niet pasten van het nieuwe plan. Het bekendste slachtoffer was het slechts 15 jaar oude Bijenkorfgebouw van architect Willem Marinus Dudok. Het bleek midden op één van de nieuw uitgetekende hoofdlijnen door de stad te staan, van de Coolsingel, via de Schiedamsedijk naar de Maas. Het ging dus zonder pardon tegen de vlakte.

Deze sloopbereidheid van naoorlogse Rotterdamse stadsplanners is uniek. In veel andere steden werd juist zo veel mogelijk moeite gedaan om terug te krijgen wat men was verloren. Van het Engelse Coventry tot het Poolse Warschau prefereerde men herbouw of ten minste herinterpretatie van vooroorlogse stadsstructuren en architectuur. Waar komt die Rotterdamse vernieuwingszucht toch vandaan?

‘Rotterdam was al voor de oorlog de stad waar ruimte was voor experiment.’ zegt Frits Palmboom. ‘Het is een stad die pas in de 19e eeuw, met de ontwikkeling van de havens écht groot is geworden. Toen is de stad in allerijl uit de grond gestampt en kampte men met grote ruimtelijke problemen. De eerste moderne gebouwen en structuren, zoals de Maastunnel, de Van Nellefabriek en wooncomplexen als het Justus van Effenblok en de Bergpolderflat stammen al uit de jaren ’30. Vernieuwing hing al in de lucht, ten minste bij de elite die het tijdens en direct na de oorlog in de stad voor het zeggen had.’

Toekomstdromen

Waaruit bestond de vernieuwing van de jaren ’50? De planners hadden een bijzonder beeld van de stad van de toekomst. Een belangrijk aspect is functiescheiding van wonen, werken, uitgaan en winkelen. Men bedacht dat Rotterdammers zouden wonen in de buitenwijken en werken, ontspannen en winkelen in het centrum. Daarom werden hier relatief weinig woningen gerealiseerd, maar was er juist veel ruimte voor bioscopen, winkels en kantoorgebouwen.

Ook de grote ruimte voor infrastructuur is kenmerkend. Auto, trein en de aanleg van de metro kregen in de jaren dat het Wederopbouwplan werd uitgevoerd ruim baan. Zoveel ruimte voor transport kan Ben van Berkel bekoren: ‘Rotterdam is eigenlijk de enige naoorlogse autobahnstad geworden. De efficiëntie van de havens is als het ware naar het stadscentrum gebracht en biedt een perfecte basis voor voortgaande stedelijke ontwikkeling’.

Een derde aspect is grootschaligheid. Rotterdam werd gebouwd om ooit uit te groeien tot een miljoenenstad. In opeenvolgende bouwfasen werden grotere, hogere multifunctionelere en complexere gebouwen gerealiseerd. De realisatie van ‘De Rotterdam’, momenteel het grootste gebouw van Nederland, past dus in een lange traditie.

Rotterdammers leven al 75 jaar in een stad die gebouwd is volgens de toekomstdromen van een groep radicale vernieuwers uit de jaren ’50.

Hoofdbrekers

Ironisch genoeg zijn het juist deze aspecten die sinds de jaren ’70 steeds meer tegenstand en uiteindelijk bijsturing in de planvorming vroegen. En ook anno 2016 bezorgen ze de stad de grootste hoofdbrekers.

De ondervertegenwoordiging van woningen in het stadscentrum maakte het gebied na winkelsluiting tot een verlaten en onherbergzaam oord. De gemeente streeft al jaren om het centrum aantrekkelijker te maken voor bewoners. De realisatie van uitgesproken woongebouwen als de Calypso, de Markthal en de Red Apple is hiervan het directe resultaat.

Hoeveel infrastructuur er ook is gerealiseerd, de auto wordt anno 2016 steeds verder teruggedrongen uit de stad. Straten worden autoluw gemaakt, parkeerplaatsen verdwijnen en de meest vervuilende auto’s worden met de instelling van milieuzones geweerd. Je kan anno 2016 beter op de fiets of te voet komen.

Zelfs het streven naar grootschaligheid is anno 2016 op zijn retour. Rotterdam is vooralsnog niet de miljoenenstad waar men in de jaren ’50 van droomde. Nieuwe kantoortorens, zoals First Rotterdam, trekken elders in de stad kantoorgebouwen leeg. Een speciaal aangestelde gemeentelijke kantorenloods werkt permanent aan opvulling van de leegstand in al die grootschaligheid. Wat betekent grootschaligheid nog als de ruimte achter de gevels leeg blijft?

Balans

Wat is de balans van 75 jaar Wederopbouw? Is de stad nu af en kunnen we spreken over een afgerond tijdperk? Of staat Wederopbouw voor voortgaande stedelijke modernisering, inspelend op steeds weer nieuwe toekomstscenario’s?

Frits Palmboom borduurt voort op de eerste gedachte. ‘Je kunt Rotterdam zien als een stad die langzaam is hersteld van een verschrikkelijk ongeluk. Eerst moest het stedelijk leven planmatig worden geforceerd, met radicale infusen en protheses. Maar sinds begin jaren ’90 zie je dat stedelijke ontwikkeling steeds meer vanzelf, ongepland ontstaat. De opleving van de Witte de Withstraat is daar een voorbeeld van. Ik zie dat als een teken dat de stad volwassen is geworden, en dat het steeds meer gaat om hergebruik van structuren die er al zijn; net zoals bij andere steden. En ook als planners moeten we ons nu volwassener gaan gedragen. We moeten de Rotterdamse experimenteerlust meer in balans brengen met respect voor haar context en geschiedenis’.

Deze gedachte wordt niet door iedereen gedeeld: ‘Wederopbouw is voor Rotterdammers helemaal verweven met hun identiteit. Ze willen steeds weer vernieuwen. En dat is maar goed ook want als je twintig jaar vooruitkijkt zie je dat er talloze nieuwe uitdagingen en technologische ontwikkelingen aankomen. Hoe anders zal ons leven over 20 jaar zijn dan nu? Er zijn veel factoren die nu al gaan bepalen hoe de stad over 20 jaar eruitziet. Rotterdam moet daarin keuzes maken die even radicaal zijn als de keuzes van het Wederopbouwplan.’ zegt Ben van Berkel.

Rotterdam viert dus 75 jaar leven in een toekomstdroom uit de jaren ’50. Een droom waar sinds de jaren ’70 het nodige aan is bijgespijkerd. Terwijl stadsontwikkeling inmiddels al lang niet meer alleen door planners wordt georganiseerd, staat de stad voor nieuwe uitdagingen die mogelijk even radicale keuzes nodig hebben als in de tijd van het Wederopbouwplan. Dit balanceren tussen toekomstdroom en realiteit blijven we dus ook de komende decennia nog wel doen.

Favoriete plek Frits Palmboom: de Coolsingel

De Coolsingel, met daarachter de Schiedamsedijk en uiteindelijk de Erasmusbrug is de mooiste ruimte van de Wederopbouwstad. De ruime, boulevardopzet is uniek en de gebouwen hebben een grootse uitstraling. En je kunt zo mooi de gelaagde geschiedenis van de stad zien. Eerst kom je langs het stadhuis, het oude postkantoor en het beursgebouw. Dit zijn allemaal gebouwen van net voor de oorlog. Daarna zie je de Bijenkorf met het beeld van Naum Gabo en het voormalige ABN AMRO gebouw, van vlak na de oorlog. Je passeert vervolgens een mooi ensemble kantoortorens rond het Churchillplein, je kijkt over de oude havenkade van de Leuvehaven en daarna ga je de Erasmusbrug op richting de Kop van Zuid, waarmee het Wederopbouwplan helemaal is voltooid.’

Favoriet gebouw architect Ben Luteijn: Het Industriegebouw (1952)

Sinds ik met mijn architectenbureau NieuwpoortLuteijn betrokken ben bij de herontwikkeling van Hugh Maaskants Industriegebouw (1952) aan de Goudsesingel, is het mijn favoriete Wederopbouw gebouw. Het mooiste aan het gebouw vind ik het gebruiksconcept: het is ontworpen als een verzamelplaats van kleine bedrijfjes uit de creatieve en maakindustrie. Je komt elkaar op de gekste plekken in het gebouw tegen en er is volop kruisbestuiving. Nu we met een mix van startups, app-ontwikkelaars en de nieuwe Rotterdamse maakindustrie in het pand zijn getrokken, voelen we het enthousiasme van weleer. Toen kwam men uit de oorlog en nu komen we uit een lange economische crisis. Het gebouw helpt ons om ons op de toekomst te richten.

Favoriet object Kunsthal directeur Emily Ansenk: Scupltuur van Naum Gabo (1957)

Bij elke passage over de Coolsingel geniet ik telkens weer van het schitterende beeld van Naum Gabo vlak tegen de gevel van de Bijenkorf. Vooral als het afsteekt tegen een strak blauwe lucht. Het bijzondere aan het beeld uit 1957 is de lichtvoetigheid en transparantie, terwijl het tegelijk enorm groot en zwaar is. Maar bovenal is de combinatie van de sculptuur en het gebouw van Marcel Breuer bijzonder. Samen zijn ze echt meer dan de som der delen. Sowieso ben ik voor de integratie van kunst en architectuur. Daarin is de Naum Gabo niet uniek, ook op en rond de Kunsthal zijn verschillende kunstobjecten geplaatst die de stad leuker maken en het gebouw versterken. Ik ben ook benieuwd welke extra waarde de wereldbollen van Eliasson op het Stationsplein zullen brengen. Ze staan in ieder geval in een sterke traditie.

Favoriet gebouw architect Ben van Berkel: Het Groothandelsgebouw (1953)

‘My goodness’ denk je wanneer je voor het Groothandelsgebouw (architect: Hugh Maaskant) staat. Het overrompelt je. Het is groots en tegelijk verfijnd.  Binnen is een geraffineerde mix van verschillende functies en transportstromen.  Je kunt bijvoorbeeld met de auto op drie verschillende niveaus dwars door het gebouw rijden. Erg bijzonder, zeker voor een tijd waarin het gebruik van de auto nog helemaal niet gangbaar was. Op het dak is een bioscoopzaal met prachtig uitzicht over het stationsplein. Dat is echt uniek.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s