Architectuur van de essentie / Abdij Sint Benedictusberg door Dom. Hans van der Laan

Wanneer ik op een koude zaterdagochtend de Benedictusberg aan de weg tussen Maastricht en Aken opwandel, voel ik een mengeling van nieuwsgierigheid en ontzag. Tussen de bomen zie ik de contouren van de abdij op de berg: een verzameling rechthoekige bouwwerken van wit gekalkt baksteen, vierkante raamopeningen en grijze zadeldaken. Dit is de uitbreiding van de abdij Sint Benedictusberg die architect-monnik Dom. Hans van der Laan (1904-1991) tussen 1956 en 1987 realiseerde. Het is een uitgesproken hoogtepunt in de naoorlogse Katholieke architectuur, wars van de kitsch die Roomse kerkenbouw eeuwenlang typeerde en tegelijk even ontzagwekkend en mysterieus. Vandaag zal ik een hoogmis bijwonen, waarna een monnik me de abdij zal laten zien. Ik hoop dat het gebouw mij deze ochtend wat van haar geheimen zal prijsgeven.

Even later zit ik op een grijze kerkbank in de bovenkerk van het complex en woon ik de dagelijkse hoogmis bij. De kerk is een rechthoekige ruimte met aan weerzijden massieve, rechthoekige kolommen. Ook hier zijn alle wanden opgetrokken in baksteen, afgewerkt met een witte kalklaag. De vloer is van grijs beton, het plafond is bekleed met donkerbruin hout. Het licht stroomt binnen door de rechthoekige raamopeningen vlak onder het dak. Om mij heen tel ik twintig andere kerkgangers: enkele mannen, een groepje dames en een gezin waarvan het kind niet stil kan zitten.

Verderop is het altaar, dat niet meer is dan een blok natuursteen. Aan weerzijden, in de koorbanken, zitten tien monniken, gekleed in habijten met verschillende kleuren. Ze zijn overwegend 60+. Ik ben niet bekend met de Rooms Katholieke traditie en ik versta geen Latijn, waardoor veel van de inhoud van de liturgie aan me voorbij gaat. Maar desalniettemin ben ik onder de indruk van het gezang van de broeders en de aandachtig uitgevoerde rituelen. Ze passen wonderwel bij het minutieuze minimalisme van de kerkarchitectuur. Ondanks de ogenschijnlijke eenvoud, voel je dat zowel achter liturgie en architectuur een groot verhaal schuilgaat. Maar wat?

IMG_1987 

Broeder Lambertus

Na de hoogmis wordt ik ontvangen door broeder Lambertus, de 71-jarige monnik-archivaris die inmiddels al 50 jaar in het klooster woont. Hij brengt me naar een van de gesprekskamers in een zijvleugel naast de bovenkerk. Ook hier is alles minimalistisch: deuren zijn bekleed met grof hout, wanden en vloer zijn van beton. Een groot vierkant raam geeft uitzicht op het glooiende boslandschap rond de abdij.

Mijn nieuwsgierigheid naar het leven van een kloosterling wint het even van mijn architectonische interesse. Aldus gaat het gesprek in eerste instantie helemaal niet over architectuur of over Van der Laan, maar over Lambertus zelf en de kloostergemeenschap waarvan hij onderdeel is. Toen Lambertus in zijn tienerjaren een groot godsdienstig verlangen voelde, besloot hij het seminarie te bezoeken en kwam hij uiteindelijk in de abdij Benedictusberg terecht. Sindsdien volgt hij daar het dagelijkse kloosterleven, bestaande uit het ritme van korte en langere liturgische vieringen (metten, laude, priem, hoogmis, sext, noon, vespers en completen), tussendoor verricht hij archivariswerkzaamheden en verzorgt hij de kloostergasten.

Aldus staat zijn leven –net als dat van de andere monniken in de abdij- in het teken van het koorgebed tijdens de vieringen. Dit koorgebed lijkt monotoon en repetitief, maar hij verzekert me dat het voortdurend aan rijkdom wint wanneer je jezelf er verder in verdiept. Zoveel rijkdom dat hij zich er vrijwillig voor heeft afgezonderd van de wereld.

IMG_1958 IMG_1974

Liturgie en architectuur

Het is slechts een kleine stap van de terugkerende liturgische vieringen naar de architectuur van het kloostergebouw. De liturgie en architectuur van dit klooster hebben daadwerkelijk veel gemeen. Om dit te begrijpen, dienen we de ontwikkeling van architect en later monnik Hans van der Laan erbij te betrekken.

Hans van der Laan startte in 1923 als zoon van de Leidse architect Leonard van der Laan de studie architectuur aan de TH (nu TU) in Delft. Hier kreeg hij onder andere les van de Katholieke, traditionalistische bouwmeester Granpré Molière. Al snel bleek dat van der Laans architectuurvisie fundamenteel onverenigbaar was met hetgeen aan de TH werd onderwezen. De grondslag van architectuur was niet de traditie, zoals Molière aan onderwees, en al helemaal niet de doelmatigheid of gebruikseisen, zoals de functionalisten voorstonden. Van der Laan raakte ervan overtuigd dat architectuur zijn eigen grondslagen heeft, los van culturele traditie of banale gebruikseisen. Deze onverenigbaarheid van standpunten bracht van der Laan ertoe zijn architectuurstudie af te breken en zijn ontwikkeling elders te zoeken. Ongeveer gelijktijdig ontwikkelde zich bij Van der Laan een groot verlangen om zijn leven aan God te wijden. Aldus schreef hij zich in bij het seminarie.

Als monnik, eerst in het klooster van Oosterhout en later op de Benedictusberg bekwaamde van der Laan zich in het ontwerpen van kelken, borden, kandelaren en kerkmeubilair. Bovendien bleef hij via zijn jongere broer Nico, eveneens architectuurstudent in Delft, in contact met het onderwijs. Na de oorlog raakte Van der Laan, opnieuw via Nico, betrokken bij de cursus ‘Kerkelijke architectuur in Noord Brabant’. De groep architecten die door van der Laan werd geschoold, zou later bekend komen te staan als de ‘Bossche school’.

Wat werd in Den Bosch onderwezen? In beginsel is van der Laans architectuurtheorie gebaseerd op de Kantiaanse constatering dat de mens niet in staat is om de ruimtelijkheid van de natuur te vatten: de natuur is oneindig, vormeloos en onmetelijk. Daarom is een medium nodig dat de mens in staat stelt om deze ruimte voor hem te vatten, dit is de architectuur. Meer nog dan het bieden van een dak boven het hoofd, of het dragen van een culturele betekenis, dient architectuur de natuurlijke ruimte af te bakenen, voor een beter begrip van de werkelijkheid.

IMG_1960 IMG_1959

Daarmee wordt de belangrijkste gelijkenis tussen van der Laans architectuur en de liturgie van de terugkerende kloostermissen duidelijk. Oók de liturgie biedt afbakening waarmee geprobeerd wordt een onmetelijke grootheid –God- beter te leren kennen. Ga maar na: volgens een vast ritme volgen de jaarlijkse thema’s elkaar gedurende het jaar op. Van Kerst tot Pasen, van Hemelvaart tot Pinksteren, in hapklare brokken komen alle Bijbelverhalen, heiligenlevens en psalmen in het koorgebed aan de orde. Geen wonder dat architectuur en liturgie hier zo goed samengaan: het zijn gelijke media, methoden om een werkelijkheid te leren kennen.

Natuurlijk zijn er meer gelijkenissen. Om te beginnen is zowel de liturgie als de architectuur minimalistisch, teruggebracht tot de essentie. Dit is in beide gevallen om niet af te dwalen en zich te kunnen richten op pure Gods- en ruimtebeleving. Daarnaast spelen getallen en getalsverhoudingen in beide disciplines een grote rol. Deze bieden houvast om de mystieke en fysieke werkelijkheid beter te leren kennen.

Crypte, sacristie, liturgisch vaatwerk

Wanneer broeder Lambertus me de belangrijkste vertrekken van de kloosteruitbreiding laat zien, raak ik onder de indruk van de grote kracht van de maatverhoudingen en het minimalisme dat in elke ruimte weer terugkomt. Onder de bovenkerk is een donkere crypte met kleine zijramen. Het strijklicht van opzij zorgt voor een dramatisch, sacraal effect.

Ernaast is de sacristie met de ladekasten waar de liturgische gewaden, eucharistiekelken en -schalen worden bewaard. Deze blijken óók te zijn ontworpen door van der Laan en zijn even sterk geabstraheerd en in verhouding als het omringende gebouw.

IMG_1973 

In zijn enthousiasme neemt Lambertus me ten slotte mee naar nóg een kamer, waar een scala van religieuze objecten te vinden zijn. Vele ervan zijn ontworpen door van der Laan. Van een houten kruis tot kaarsenstandaard, van een reliekenkistje tot het doopfond. Het is allemaal even strak vormgegeven, zonder overbodige franje, in uitstekende maatverhoudingen. De broeder besluit ‘Alleen de zwabber in de hoek is niet van Van der Laan.’ -Ik ben even van mijn stuk gebracht, maar al snel blijkt dat ook broeders wel eens grappen maken.

Ten slotte eindigen we weer in de bovenkerk. De noon viering staat op het punt om te beginnen en de eerste kerkgangers nemen plaats. We nemen afscheid, de broeder snelt naar zijn plaats in het koor en ik loop klooster uit, het Limburgse landschap in dat opeens oneindig, vormeloos en onmeetbaar aanvoelt. Ik besef me dat écht fantastische architectuur ook de wereld buiten niet meer hetzelfde laat zijn.

IMG_1986

9 reacties

  1. pepijnbakker

    Reactie via Linkedin:
    Interessant Pepijn, een vriend ervaart hier een bijzondere rust en vrede, zelf word ik er ‘niet blij’ van, maar je architectonisch oog is boeiend om te volgen. Ga je ook ooit een kijkje nemen in Damiaan Simpelveld, een oud-seminarie van een geheel andere orde ? -Petrie Roefs

    Like

  2. pepijnbakker

    Reactie via Linkedin:
    Prachtig! Is in deze context misschien niet een juist gekozen woord, maar ik bezig het hier toch. Ik kan niet laten een ervaring van enkele jaren geleden aan je beschrijving van de abdij toe te voegen. Op een druilerige paasmorgen suis ik met een vaart van 160 km/uur op de nagenoeg lege autobaan richting Aken de Benzenraderberg op. Ik ben met mijn lief op weg naar de abdij. Een paar minuten later knerpen de autobanden in het grind van de parkeerplaats en komen we met ons voertuig tot stilstand onder de muur bij de trap die toegang geeft. Er is verder niemand buiten; een broeder benedictijn doet ons open en wijst ons de weg naar de kerkruimte. Wij zijn op tijd en worden stil.
    Ik ben niet kerkelijk en weet niet veel van architectuur maar heb wel gevoel voor ruimte en vorm. Daarom: prachtig! en hollen en stilstaan… Aris Zeilstra

    Like

  3. pepijnbakker

    Reactie via Linkedin:
    Mooi artikel! Een bezoek aan de Benedictusabdij in Vaals is voor iedereen een aanrader!
    Het is zo indrukwekkend dat je het belang van goede architectuur (exterieur en interieur) op slag aanvoelt. -Doret Schulkes

    Like

  4. pepijnbakker

    Reactie via Linkedin:
    Prachtige aflevering weer, Pepijn, deze groeiende collectie moet ooit ook in een boek uitmonden!
    Ter aanvulling het volgende. Een leerling van Dom van der Laan was Jan de Jong, over wie een monografie in de maak is. De Jong voerde Van der Laans maatprincipes tot in het extreme door, en drukte zijn stempel op het gebied tussen Nijmegen en Den Bosch. Toch werd hij lang niet zo bekend.
    Zie o.a.http://www.carienoverdijk.nl/pdf/153.pdf, en kijk voor een De Jong-kerkinterieur en De Jong-woonhuisgevels op mijn blog van juli 2012: http://www.carienoverdijk.nl
    -Carien Overdijk

    Like

  5. pepijnbakker

    Reactie via Linkedin:
    Mamelis is inderdaad een aanrader. We hebben er al vele bezoeken aan gebracht met collega architecten. Minder bekend maar meer dan de moeite waard is Dom. Hans van der Laan zijn project in Tomililla in Zweden.
    -Peter van Dam

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s