De rol van architect in een realisatieproces wordt vaak overschat, niet in de laatste plaats door de architect zelf. In tegenstelling tot andere vormen van toegepaste kunst, zijn de investeringen om binnen de bouw tot een creatie te komen zo hoog dat een architect dit (bijna) nooit voor eigen rekening kan nemen. Er is daarom altijd de invloed van degene die het project betaalt: de opdrachtgever. Deze invloed kan groot zijn of klein en bijdragen dan wel afbreuk doen aan het uiteindelijke ontwerp. Hoe dan ook: met zijn geformuleerde eisen, zijn budget en zijn (wan-) smaak is de opdrachtgever een soort medeauteur, je kan niet om hem heen.
Het komt voor dat de rol van opdrachtgever zo groot is dat deze vóór de betrokken architecten gaat staan. Dit is het geval bij het ontwerp van de Van Nelle fabriek (1930) in Rotterdam door het duo Johannes Brinkman (1902-1949) en Leendert van der Vlugt (1894-1936). De zeer bevlogen jonge fabrieksdirecteur Cees van der Leeuw (1890-1973) was zo sterk betrokken, dat gesteld worden dat dit ontwerp nooit het icoon van de Nederlandse architectuur was geworden zonder de dominante invloed van deze directeur. Dit natuurlijk zonder iets af te willen doen aan de prestatie van de architecten.
Cees van der Leeuw, directeur ‘Weduwe J. van Nelle’
Hoe is van der Leeuws bovenmatige betrokkenheid bij dit gebouwontwerp zo gekomen? –De firma Van Nelle ontstond eind 18e eeuw uit het kleine tabakswinkeltje van Johannes Van Nelle aan de Leuvehaven in Rotterdam. De zaken gingen goed en op een bepaald moment besloot Van Nelle om ook zelf ruwe tabak te gaan prepareren voor eigen verkoop. Daarnaast begon Van Nelle begin 19e eeuw met het branden van koffiebonen.
Toen Johannes stierf, zetten zoon en weduwe de zaak met verschillende compagnons voort, uiteindelijk uitkomend bij Abraham Goedkoop. Nadat in 1835 ook de zoon Van Nelle kinderloos stierf, besloot Goedkoop tot een fusie van het bedrijf met de firma Van der Leeuw, die op dat moment meer ervaren was in de handel dan in productie. De nieuwe firma ging onder de naam ‘de weduwe J. Van Nelle’ verder, met de Van der Leeuws in het management. Kees van der Leeuw behoorde tot de derde generatie Van der Leeuws het bedrijf.
Onder de leiding van de familie Van der Leeuw gingen de zaken voor de wind. Gedurende de 19e eeuw werd een groot tabak en koffie imperium opgebouwd, mede vanwege het uitstekende commerciële inzicht van de Van der Leeuws. Een belangrijke noviteit was de ontwikkeling van kwaliteitscontrole, gecombineerd met goede verpakkingsmethoden. Omdat bovendien op elke verpakking de bedrijfsnaam werd gedrukt, wisten consumenten dat wanneer ze rookwaar in verpakking met ‘Van Nelle’ erop kochten, ze kwaliteit in huis haalden. Het revolutionaire aspect hiervan is dat feitelijk de rol van de tabaksverkoper werd gedecimeerd. Niet langer stond immers de verkoper garant voor kwaliteit, maar de producent.
Representatieve hygiëne
Om deze positie te behouden was het Van Nelle er alles aan gelegen om schone, goed controleerbare werkplaatsen te onderhouden, die bovendien een zekere uitstraling had om de naam van het bedrijf onder de aandacht te brengen bij het publiek. De reeks werkplaatsen die de Van Nellefabriek aan het begin van de 20ste eeuw verspreid over Rotterdam bezat, kwamen hierin met de voortdurend groeiende productie tekort: ze waren donker, slecht geventileerd en te klein voor de steeds groter wordende groep werknemers en hun apparatuur. Vandaar dat plannen werden gemaakt voor een nieuwe fabriek, waarin hygiëne, kwaliteitscontrole en efficiënte productie konden worden geconcentreerd op één plaats.
Cees van der Leeuw, die in 1913 in dienst was getreden bij Van Nelle en vier jaar later directeur werd, was meteen bij zijn toetreding de drijvende kracht achter de nieuwbouw. Hier had hij meer redenen voor dan alleen de verbetering van productielijnen. Van der Leeuw was in zijn twintiger jaren beïnvloed geraakt door het Theosofisme, een in Amerika ontstane stroming die probeert de mens te verheffen tot een hoger spiritueel niveau. Volgens Theosofisten zijn er zeven verschillende niveaus waarop de mens kan bestaan: van het puur fysieke niveau van het lichaam tot hogere, spirituele niveaus. Om zich richting deze hogere niveaus te ontwikkelen, diende de mens zijn lichaam en geest te ontwikkelen. Van der Leeuw, als verlicht fabrieksdirecteur, wenste dat óók zijn medewerkers zich zouden ontwikkelen naar hogere niveaus om tot een nieuwe ‘hogere’ samenleving te komen. Behalve efficiëntie en kwaliteitsgarantie was dus ook het welbevinden van de arbeider een belangrijk doel dat hij met de realisatie van een nieuwe fabriek wenste te bereiken.
Van der Leeuw en zijn architecten
Van der Leeuw vond in Michiel Brinkman de ideale architect om de fabriek te realiseren. Immers: Brinkman had reeds enkele Rotterdamse fabrieken (waaronder de Meelfabriek der Nederlandsche Bakkerij aan de Waalhaven) gebouwd, hij had met het ontwerp van het Justus van Effenblok bijgedragen aan de verbetering van wooncondities voor arbeiders en last-but-not-least óók Brinkman was Theosofist. De architect werkte vanaf 1916 met veel onderbrekingen aan een algemeen plan voor de inrichting van een terrein in de toenmalige Spangense polder in ten noordwesten van Rotterdam.
Echter: in 1925, op het moment dat de fabriek daadwerkelijk getekend kon worden, overleed Michiel Brinkman plotseling. De weduwe van Brinkman drong er bij Van der Leeuw op aan om dan de opdracht te gunnen aan zoon Johannes (Jan) Brinkman, die civiele techniek had gestudeerd en reeds betrokken was bij de praktijk van zijn vader. Omdat Jan met zijn jonge leeftijd (22 jaar) nooit alleen verantwoordelijk kon zijn voor het ontwerp voor een gigantisch complex als de nieuwe Van Nelle fabriek, stemde van der Leeuw alléén toe als Brinkman zich zou associëren met een meer ervaren architect die van der Leeuw zou uitkiezen. Deze architect werd uiteindelijk de 30-jarige architect Leen van der Vlugt. Zo was van der Leeuw dus verantwoordelijk voor de totstandkoming van het architectenbureau dat zijn fabriek zou gaan bouwen.
De fabriek
Het ontwerp van Brinkman & vd Vlugt bestond uit een aaneenschakeling van afzonderlijke fabrieken voor Tabak, Koffie en Thee. Het aantal verdiepingen van elke fabriek representeert het aantal stappen en productielijnen dat per onderdeel nodig was. Hier geldt dus het bekende adagium Form Follows Function. Aan de oostkant van de fabriek loopt een fabrieksstraat met daaraan gelegen enkele pakhuizen en een ketelhuis. De fabrieken en pakhuizen zijn met elkaar verbonden met overdekte bruggen. Aan de zuidkant van het fabrieksterrein staat een gekromd gebouw waar het kantoorpersoneel en het management was ondergebracht. Aan de westkant van de rij fabrieken waren sportvelden waar fabrieksmedewerkers zich konden ontspannen.
Een aantal bijzondere eigenschappen typeren het gebouw. Ten eerste valt de grote hoeveelheid toegepast glas op. Van der Leeuw wenste dit om de medewerkers tijdens het werk van voldoende licht en lucht te voorzien. De toepassing van zo’n grote glasgevel was in Nederland niet eerder vertoond en vroeg om speciale voorzieningen voor het onderhoud. Zodoende bevat de Van Nelle fabriek de eerste gefixeerde glazenwasserinstallatie van Nederland.
Ook de toepassing van een speciaal constructiesysteem zonder balken, maar met speciale paddenstoelvormige kolommen, was bedoeld om zo veel mogelijk licht en lucht de fabriek binnen te laten. Omdat niet arbeid, maar bouwmaterialen de bouwsom bepaalden, werden geen standaardkolommen toegepast, maar werden de kolommen voor elke verdieping opnieuw uitgetimmerd en zijn ze op hogere verdiepingen ranker dan op de lagere.
Sanitaire voorzieningen
Een ander bijzondere eigenschap, is de relatief grote ruimte die is gereserveerd voor sanitaire voorzieningen. Ook dit was een nadrukkelijke wens van van der Leeuw. Omdat veel arbeiders leefden onder slechte wooncondities, kwamen ze vaak ongewassen en vies de fabriek binnen. In de van Nelle fabriek waste men zich aldus voor de start van de werkzaamheden. Men nam de trap naar de juiste verdieping en bereikte via de sanitaire voorzieningen de werkvloer.
Een ander middel om de hygiëne te waarborgen, was de opname van een aparte route voor kwaliteitscontroleurs door het hele gebouw. Omdat deze route luchtdicht was, kon de controleur op elk moment van de dag met een frisse neus opduiken om de kwaliteit van de producten te testen.
Dat in de fabriek totale orde heerste, wordt duidelijk na bestudering van de trappenhuizen. Bij Van Nelle werkten iets meer vrouwen dan mannen en om alle dames en heren niet te laten afleiden door de aanwezigheid van de andere sekse, werden werkvloeren strikt ingedeeld met mannen of vrouwen. Ook de toegangen tot het complex waren gescheiden. Eén trappenhuis is voor zowel mannen en vrouwen, maar ook hier zijn de verschillende stromen inventief gescheiden met de toepassing van een trap met een dubbele spiraal.
Beeldbepalend aan de fabrieksstraat, zijn de diagonale bruggen. Deze waren niet bedoeld voor mensen, maar om de producten die aan de rails aan het plafond van de bruggen droog naar het pakhuis te vervoeren. Oorspronkelijk zouden de bruggen horizontaal hangen tussen de fabriek en de even hoge pakhuizen aan de andere kant van de fabrieksstraat, maar vanwege de economische crisis die tijdens de realisatie van de fabriek uitbrak, werd besloten om veel lagere pakhuizen te bouwen, waardoor de bruggen een sterke hoek maakten ten opzichte van het maaiveld.
Theehuis
Het hoogtepunt van de Van Nelle fabriek is het theehuis bovenop de liftkern aan de zuidzijde van de fabriek. Toen van der Leeuw op de bouw rondliep en het uitzicht zag vanaf deze plek, droeg hij de architecten op om een theepaviljoen voor bezoekende gasten te ontwerpen. Iets dat Brinkman en van der Vlugt op fantastische wijze deden. Het theehuis bestaat uit een rond volume, waarvan een kwart opgaat in de vierkante liftschacht. Bezoekers bereiken het theehuis via een nauwe wenteltrap waarvan de wanden rondom zijn bekleed met zwarte tegels. Wanneer het bezoek de trap oploopt, gaat het aldus van het donker naar het overweldigende licht met weidse uitzicht over Rotterdam. Een sublieme ervaring.
Ook andere details van de fabriek zijn op verbluffende wijze uitgevoerd. Metalen trapleuningen, taats opendraaiende ramen, branddeuren met een fantastisch scharnierdetail zodat ze altijd dichtvallen en in de kolommen ingestorte bevestigingsrails waaraan allerhande dingen konden worden opgehangen. De Van Nelle fabriek is naast een weerslag van een visie óók de getuige van groot vakmanschap van architecten Brinkman en van de Vlugt.
Zodoende is de Van Nellefabriek te typeren als een hoogtepunt in de Nederlandse architectuur, die tot stand kwam door groot vakmanschap van de betrokken architecten, maar die nooit gerealiseerd had kunnen worden zonder de visionaire opdrachtgever. De Van Nellefabriek als drager van een visionair idee. Oók daartoe is architectuur in staat.
Fantastisch initiatief; ik volg je blogs met veel belangstelling. Ga zo door!.
LikeLike
Ik hoop werkelijk dat je deze bijdragen een keer gaat bundelen. Ze zijn zeer informatief, ook voor mensen uit het vak.
LikeLike
Mooi geschreven en inspirerend ! Ik heb het in één keer gelezen en mijn werk eventjes er voor laten liggen !
Bedankt!
LikeLike