Eindelijk komt óók in de Bijlmer het individu tot ontplooiing.

De beruchte Amsterdamse woonwijk Bijlmermeer (gebouwd tussen 1968 en 1975 en ontworpen onder leiding van stedenbouwkundige Siegfried Nassuth (1922-2005)) is de laatste jaren met een merkwaardige opmars bezig. Wat decennialang als de grootste mislukking van de naoorlogse ruimtelijke ontwikkeling werd gezien, kwam afgelopen zomer positief in het nieuws omdat consortium ‘De flat’ in enkele maanden tijd 70 appartementen in Bijlmerflat ‘Kleiburg’ had weten te verkopen als ‘kluswoningen’. En dat in een tijd van crisis en een vastgelopen woningmarkt. Zodoende blijkt een overmoedig, mislukt huisvestingproject toch nog een toekomst te hebben. Maar voordat deze stedenbouwkundige comeback van de eeuw inzette, moest men eerst fundamenteel anders over stedenbouw en ruimtelijke planning gaan denken…

 

De Bijlmermeer in de traditie van plan Zuid en het AUP.

Het verhaal van de Bijlmer begint hetzelfde als dat van vele andere uitbreidingswijken. Omdat Amsterdam een explosieve bevolkingstoename verwachtte diende de stad grootschalig uit te breiden. Hier had het gelukkig al ruime ervaring mee.  Berlages ‘Plan Zuid’ en Van Eesterens Algemeen Uitbreidingsplan -met daarin opgenomen de plannen voor de Westelijke Tuinsteden-  waren een bruikbaar startpunt voor de Bijlmermeer.

Vooral de gelijkenissen tussen de Bijlmer en de Westelijke Tuinsteden zijn evident. De grootschalige opzet, rationele wijkstructuur, integratie van vervoerstructuren, toepassing van woningbouwsystemen en last-but-not-least het gestapeld wonen tussen het groen, maken duidelijk dat de basis uitgangspunten van het Bijlmermeerplan in wezen niet veel afweken van de uitbreidingswijken van het AUP. Overbodig om te vermelden dat stedenbouwkundig ontwerper Nassuth een leerling van van Eesteren was.

 

Verschillen in vervoersysteem, schaal en variatie.

Toch zijn er grote verschillen met Van Eesterens plannen.  Het eerste in het oog springende verschil is het afwijkende vervoersysteem. Vanwege de verkeersproblemen in de Westelijke Tuinsteden, die niet berekend waren op de opkomst van het gemotoriseerd verkeer en waar dus veel ongelukken plaatsvonden, werden in de Bijlmer met een ingenieus systeem van wegen, paden, bruggen en tunnels de verschillende verkeerstromen volledig van elkaar gescheiden. Cruciaal in het plan waren de parkeergarages, waar de automobilist zijn auto parkeerde en veranderde in een wandelaar, waarna hij via de inpandige wandelgangen naar zijn flat kon lopen.

Ten tweede blies men de schaal van het plan op tot megalomane proporties Het bestond louter uit lange (400 m) en hoge flats van (11 verdiepingen), aaneengeschakeld volgens een honingraatpatroon die in korte tijd met een grotendeels prefab bouwsysteem werden gerealiseerd. Daar mee had (en heeft) het plan een voor Nederland ongekende schaal.

Een derde cruciale wijziging ten opzichte van het plan voor de Westelijke Tuinsteden, is het egalitaire karakter van de Bijlmermeer. Waar het plan voor de Westelijke tuinsteden woningen bood voor verschillende klassen en gezindten, heeft het Bijlmermeerplan  slechts zeer beperkte variatie in woningtype. Deze eenvormigheid wordt versterkt door het beeld dat de flats oproepen: ze tonen aan de buitenkant nauwelijks individuele expressie. In de Bijlmermeer is het collectieve gebaar belangrijker dan de individuele uiting.

Cocktail van mislukking

Het is de cocktail van juist deze drie noviteiten die de Bijlmermeer zo kolossaal deed mislukken. Zo degradeerde de scheiding van vervoersstromen een groot deel van de publieke ruimte tot doorvoergebied: plekken waar je dagelijks langskomt, maar waar iedereen bezoeker is. Geen wonder dat de parkeergarages, inpandige ‘straten’ en liftbordessen een desolate indruk maakten. Niemand eigende zich de ruimte toe of nam er verantwoordelijkheid voor. Verloedering trad snel in.

Daarbovenop bleek de gemeentelijke dienst de grootschalige ontwikkeling niet aan te kunnen. In de eerste jaren volgen mislukkingen elkaar in rap tempo op. Zo werd de metro pas vijf jaar na het gereedkomen van de eerste flat in gebruik genomen, waardoor een cruciale link met het Amsterdamse stadscentrum ontbrak en veel Amsterdammers afwachtten met het betrekken van een appartement. Sociale voorzieningen als buurtcentra en winkeltjes in de inpandige straten werden wel aangelegd, maar onvoldoende ‘geprogrammeerd’: er waren onvoldoende clubs, verenigingen en uitbaters om al die sociaal bedoelde plekken daadwerkelijk sociaal te maken. Ook de openbare groene ruimte rond het park werd onvoldoende als verblijfsplek ontworpen. Het lege veld met hier en daar ondoordringbare bosschages ontwikkelde zich al snel tot een verzamelplaats van gespuis.

Ten derde bleek het ontbreken van differentiatie van woningen funest. De luxe woningen in de Bijlmerflats waren bedoeld voor het middensegment van de markt, dat tot dat moment in wijken als de Pijp en de Baarsjes woonde. Maar juist deze doelgroep bleef mede door  de genoemde opstartproblemen weg. Het leidde ertoe dat de woningcorporatie met een grote voorraad slecht verhuurbare appartementen achterbleef. Men had gegokt op die ene groep, maar verloren. Ook op de woningmarkt geldt: spreid je kansen.

Toen ten slotte Suriname onafhankelijk werd en een grote groep immigranten zich op de Amsterdamse woningmarkt meldde, vonden velen onderdak in de leegstaande Bijlmerflats. Vanaf dat moment gingen de problemen van een inburgerende bevolkingsgroep gelijkop met die van een niet functionerend ruimtelijk systeem. Een recept voor ellende.

 

Kleiburg

De documentaire ‘Kleiburg, de laatste Bijlmerflat’, die onlangs op het Architectuur Film Festival Rotterdam (AFFR) werd getoond, laat beeldend zien hoe groot de oorspronkelijke kwaliteit van de flat was, hoe hoog het enthousiasme van de eerste bewoners, maar óók hoe onvermijdelijk de teloorgang inzette. Uiteindelijk speelden kinderen tussen de injectienaalden op de galerijen en hingen dealers rond in de portieken. In alles bleek de Bijlmermeer zich precies zó te ontwikkelen zoals de planners het vooraf niet hadden bedacht.

In de documentaire komt ook treffend in beeld hoe de eigenaar, woningcorporatie Rochdale, op een bepaald moment niet meer wist wat het met de flat aanmoest. Slopen was te duur, maar verdere exploitatie vroeg een ingrijpende renovatie, waar de corporatie vanwege de crisis geen geld voor had. Ten slotte koos men om dan maar de boekwaarde van de flat af te schrijven en ‘Kleiburg’ voor het symbolische bedrag van 1 euro te koop te zetten.

En juist dát bleek het moment waarop de kansen keerden. Het consortium ‘de Flat’ hapte toe en committeerde zich aan de herontwikkeling. Hiervoor gebruikte het onconventionele middelen: het bood de appartementen aan als ‘klushuizen’. Iedereen met een gering kapitaal en de ambitie om wat moois van een appartement te maken, mocht er een kopen. En met succes: op 1 juni kon het consortium bekendmaken dat het in enkele maanden 70 van de 100 in fase 1 beschikbare appartementen verkocht had. De flat was daarmee gered van de sloophamer. Het consortium kondigde zelfs de verkoop van een tweede reeks van ruim 100 woningen aan waarvan er óók inmiddels ruim 70 zijn verkocht.

IMG_5131  IMG_5123

Bezoek

Op een zomerse dag neemt Sander Geurtsen van ontwikkelaar KondorWessels Vastgoed me mee naar de Kleiburgflat. We beklimmen een tijdelijke stellingentrap naast het gebouw, dat op de onderste verdiepingen hermetisch is dichtgezet, en komen uit bij de onderste woongalerij op de tweede verdieping. Op de 400 meter lange galerij, wordt eens te meer duidelijk hoe grootschalig, maar ook hoe degelijk de structuur van deze flat is. De prefab galerijvloeren met ingestorte gootjes voor de regenwaterafvoer, de betonnen balustrades en de geveldelen van gewassen grind kunnen duidelijk nog jarenlang mee.

Geurtsen vertelt over het pakket dat de latere bewoners van de flat krijgen: volledig gerenoveerde gevels, nieuwe aansluitingen tot in de meterkast, een opgeknapt trappenhuis en een vernieuwd entreegebied. Bovendien wordt de plint van het gebouw volledig herbestemd en geopend naar de omgeving, die ook volledig op de schop gaat. Binnen dit kader zijn appartementeigenaren vrij om hun woning in te richten zoals ze het willen. Ze kunnen waar nodig binnenmuren neerzetten, openingen en doorgangen maken (op enkele restricties voor de dragende muren na) en zelfs meerdere appartementen schakelen tot grotere. Op zijn Ipad laat hij een overzicht van de woningtypes zien.

Zodoende kunnen bewoners binnen een collectieve structuur hun individuele woonwensen realiseren. Bovendien is er véél meer differentiatie in woninggrootte en –prijs dan in het oorspronkelijke plan, waardoor een breed publiek zich aangetrokken voelt tot het project. Dankzij het openbreken van de gevels op de begane grond ontstaat een directe relatie met het open veld rondom het gebouw. En door de flat stapsgewijs te ontwikkelen houd men het proces onder controle. Daarmee zijn de grootste problemen van het oorspronkelijke plan ontweken.

IMG_5124  IMG_5117

Eindgebruiker centraal.

Maar de grootste les die men bij de herontwikkeling van deze Bijlmerflat lijkt te hebben geleerd, is dat de eindgebruiker al vroeg een plaats moet krijgen in het ontwikkelproces. Waar in de jaren ’70 een complete woonwijk werd opgetuigd zonder na te gaan of de doelgroep er daadwerkelijk zou willen wonen (en dus niet kwam), is de eindgebruiker anno 2013 nauw betrokken bij de ontwikkeling (en letterlijk bij de realisatie) van het plan. Niet langer structureert een megalomane visie het (woon-) gedrag, maar staat de individuele woonwens aan de basis. Zo komt óók in de Bijlmermeer het individu eindelijk tot ontplooiing. We blijken tóch van onze stedenbouwkundige fouten te kunnen leren.

3 reacties

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s