Parade architectuur: Duikers’ Openluchtschool

Rond 12.00 uur vrijdagmiddag is het aan het poortgebouw van de Eerste openluchtschool voor het gezonde kind (1930) naar ontwerp van architect Jan Duiker (1890-1935) een drukte van belang. Ouders in modieuze Uggs en Monclerjassen wachten tot ze het binnenterrein van het bouwblok aan de Cliostraat in Amsterdam mogen betreden. Over enkele minuten stromen hun kinderen het schoolgebouw uit. Er heerst de spreekwoordelijke stilte voor de storm.

Ouders en kinderen zullen het niet beseffen, maar dit binnenterrein is een van de battlegrounds van vroege 20e eeuwse architectuur. De school en het omringende bouwblok zijn in dezelfde tijd, maar volgens totaal tegengestelde opvattingen over architectuur gebouwd. Enerzijds was er de traditionalistisch geïnspireerde baksteenarchitectuur van Berlages ‘Plan Zuid’, waarvan het blok onderdeel is. Anderzijds de lichte bouwstijl van het schoolgebouw, met beton, staal en glas. Welke richting zou de architectuur van de ‘nieuwe tijd’ opgaan?

Roer radicaal om

Wat Duiker betreft ging het roer radicaal om. De architect had zich aangesloten bij het collectief ‘De 8’, dat volgens zijn beginselmanifest uit 1927 streefde naar een a-esthetische, a-dramatische, a-romantische en a-kubistische architectuur.

“Het is niet uitgesloten schoon te bouwen, maar het ware beter voorshands leelijk te bouwen en doelmatig, dan parade architectuur op te trekken voor slechte plattegronden.”

Doelmatigheid gaat voor esthetiek, form follows function. Dát hadden ze in het Amsterdam van de jaren ’20-’30 nog niet zo vaak gehoord.

Heijbroek

Toch kwam het idee om gebouwen vanuit efficiëntie, gebruiksgemak, hygiëne en andere kwantificeerbare gebruikerseisen te ontwerpen niet uit de lucht vallen.

Aan het begin van de 20e eeuw is sprake van een algemene ‘verwetenschappelijking’ van maatschappelijke disciplines. Ruimtelijke planning, het openbaar bestuur, de zorg en welzijn: overal werden opeens studies naar verricht.

Een voorbeeld uit de zorg- en welzijnssector is de jarenlange inspanning van kindergeneeskundepionier Nico Heijbroek (1884-1963). Naast zijn carrière als kinderarts was Heijbroek betrokken bij een bureau van de Vereniging voor Zuigelingenzorg in de Jordaan, waar hij jonge moeders adviseerde over voeding en verzorging van baby’s. Bovendien was hij actief pleitbezorger van buitenkolonies voor zieke kinderen. De gedachte was dat zieke (vaak aan tbc lijdende) kinderen beter zouden herstellen in een natuurlijke omgeving met gezonde buitenlucht.

Gedurende Heijbroeks loopbaan verschoof het accent van de verzorging van zieke kinderen naar preventie en spoorde hij moeders aan ook met hun gezonde kinderen op bezoek te komen. Ook het idee van de buitenkolonie bracht Heijbroek naar de ‘gewone’ wereld: in 1927 lanceerde hij het idee een school te stichten voor gewone kinderen, maar met alle ‘gezonde’ eigenschappen van de buitenkolonies. De gedachte was dat kinderen met de overvloed aan licht, lucht en ruimte op school überhaupt niet meer ernstig ziek zouden worden.

Duiker

Architect Jan Duiker, toen al bekend vanwege zijn ontwerp voor Sanatorium Zonnestraal in Hilversum, werd vanaf het eerste begin bij de plannen betrokken. Eerst trad hij op als bouwkundig adviseur en gaf hij namens Heijbroeks organisatie lezingen, vervolgens werd hij aangesteld als architect.

Duikers schoolgebouw van beton, staal en glas bestaat uit vier bouwlagen waarvan de plattegrond is gebaseerd op een klavertje vier. Een vierkant vlak is over de diagonalen in vieren gedeeld, met in de twee tegenoverliggende ‘klaverblaadjes’ lokalen en daartussen een balkon en een trappenhuis. In het midden van het vierkant is een rechthoekige uitsnede voor de hal. Vanaf hier zijn alle hoeken afzonderlijk bereikbaar.

Omdat het gebouw 45 graden is gedraaid ten opzichte van het omringende bouwblok, wijzen de hoekpunten van de balkons als de boeg van een schip richting de entree van het binnenterrein. Dat geeft het gebouw zijn typerende, expressieve voorkomen. De ingang is onder de hoekpunt met de balkons.

Beheerproblemen

Harrie Bos, al 15 jaar conciërge, is trots op de geschiedenis van ‘zijn’ hoog aangeschreven Openluchtschool, die vanwege de beperkte capaciteit een strikt toelatingsbeleid voert. Alleen kinderen uit postcodegebied 1077 in Oud Zuid komen op de wachtlijst, slechts de helft wordt uiteindelijk geplaatst.

Hoewel het bijzondere uiterlijk van het gebouw bijdraagt aan het succes, vergt het beheer extra inspanningen. Al direct na het gereedkomen van de Openluchtschool ging de toenemende bewondering voor het gebouw volgens Bos gelijk op met almaar groter wordende problemen. Het door Duiker toegepaste systeem van plafondverwarming werkte niet. De grote glasvlakken zorgden in de zomer voor te veel warmteontwikkeling en in de winter voor koudeval. Door betonrot moesten de vloeren in de jaren ’80 volledig opnieuw worden gestort. Met de jongste renovatie in 2012 werd een deel van de balkons dichtgezet en nog altijd kampt de school met ruimtegebrek. Bovendien werd – in lijn met de laatste technische inzichten – een luchtverversingssysteem aangelegd met dikke buizen op de verdiepingen en installatiekasten op het dak.

Buiten

Ook juf Marjo, die een kleutergroep leidt in het poortgebouw, kent de goede en slechte eigenschappen van het gebouw.

“Voor de buitenwereld is het schoolgebouw een prachtig uithangbord, goed aansluitend bij onze reputatie van hoge onderwijskwaliteit, maar voor onszelf is het niet altijd makkelijk in zo’n rigide en klein gebouw te werken. We doen bijvoorbeeld nog altijd veel op het schoolplein, in de buitenlucht. Dat is niet alleen omdat we onze kinderen zo graag buiten laten zijn, maar vooral omdat er binnen simpelweg geen ruimte is. We moeten wel.”

Dit laatste is anno 2015 de grote paradox van vroegmoderne architectuur. In de geest van het beginselmanifest van Duikers ‘De 8’, zou de school al lang moeten zijn vervangen door een gebouw dat beter past bij de technische, ruimtelijke eisen van de huidige tijd. Maar vanwege het aantrekkelijke beeld en de rijke geschiedenis, worden de hoge onderhoudskosten en beheerproblemen voor lief genomen. Duikers Openluchtschool zelf is daarmee evengoed ‘parade architectuur’ geworden als het omringende bouwblok: het beeld is belangrijker dan de doelmatigheid.

Strijd verloren?

Heeft Duikers ideologie de strijd dus verloren? Ja en nee. Architectuur en stedenbouw lijken zich gedurende de 20e eeuw volgens een soort piramide van Maslow te hebben ontwikkeld.

Aan het begin van de eeuw diende allereerst de fysieke gesteldheid van de kinderen te worden verbeterd, tegelijk met hun veiligheid en zekerheid. In de naoorlogse jaren werden sociale aspecten steeds belangrijker. Vergelijk bijvoorbeeld de Openluchtschool met Hertzbergers Montessorischool, een paar blokken verderop. Tenslotte volgden de behoeften aan waardering en erkenning en uiteindelijk zelfontplooiing. Er is simpelweg ruimte ontstaan om ook aan esthetica en andere niet-kwantificeerbare eigenschappen te hechten. Maar dat kon alleen door bij de doelmatige basis te beginnen.

Schoolbel klinkt

Uiteindelijk klinkt de bevrijdende schoolbel en stormen de kinderen naar buiten. Jongens trappen nog wat tegen een bal, een meisje rijdt rondjes op een step. Een moeder maant haar kind tot spoed want ze moet naar hockey.

Het gaat onmiskenbaar goed in Amsterdam-Zuid en waarschijnlijk zou ook Duiker van deze welvaart rond zijn schoolgebouw hebben genoten, zijn architectuur heeft zijn werk gedaan.

Bakker, P (2015). Parade architectuur, aanblik Duiker’s openluchtschool belangrijker dan doelmatigheid. Monumentaal, jaargang 9 (3), pp 21-24