Een goede vriend van mij is enige tijd geleden verhuisd naar Antwerpen. Hij vertelde mij bij zijn verhuizing dat Antwerpen an sich niet heeft meegespeeld in zijn keuze om er te gaan wonen. Het kwam gewoon goed uit om er te gaan wonen: zijn vriendin werkt in Mechelen en hij wil regelmatig op en neer blijven treinen naar Nederland. De bereikbaarheid had dus de doorslag gegeven om zich aan de Schelde te vestigen. Gisteren zocht ik hem op in zijn nieuwe onderkomen en we togen door de stad. Antwerpen bleek meer dan een leuke knoop in het openbaar vervoer…
Wat in elk geval over Antwerpen gezegd moet worden is dat de eerste indruk doet denken aan de archetypische Belgische stad. De snelweg van de ring snijdt de stad in stukken en verpest het uitzicht, zorgt voor lawaai, stank en vervuiling. De ring wordt omgeven door fantasieloze betonnen misbaksels. Als je het centrum nadert vanuit een wijk buiten de ring kan je niet anders concluderen dat Belgen een ander gevoel voor esthetica en voorkomen hebben dan wij Nederlanders. Het ziet er niet uit.
Maar de stad blijkt meerdere gezichten te hebben. Hoe meer je je begeeft richting het oude centrum, hoe mooier de straten, hoe gezelliger de pleintjes en hoe authentieker de bebouwing. Mooi oud en lelijk nieuw wisselen elkaar nog steeds af, maar bij de nieuwbouw is ten minste het straatprofiel gerespecteerd en dus is het mogelijk om wat parels te ontwaren.
Mijn kennis en ik zijn allebei studenten architectuur en dus kijken we met een speciale bril naar de stad. Voor ons is het interessant hoe architecten met enig gevoel voor esthetica hun nieuwe gebouwen hebben ingevoegd in de historische omgeving. We zagen projecten van Conix en Steylaerts, Poponcini en Lootens en Meta en we verbaasden ons over de eenduidige strakheid van architectuur waarmee de gevels in het straatbeeld zijn gevoegd. Okee, de omringende herenhuizen hebben ook stuk voor stuk de verticale geleding en bestaan uit een repeterend ritme, maar dat hoeft nog niet te betekenen dat moderne gebouwen hier de uitgeklede variant op moeten zijn.
Een andere manier van omgaan met de omgeving is de wijze waarop Richard Rogers zijn gerechtsgebouw uit 2003 heeft ingevoegd in het stedelijk patroon. Eigenlijk refereert het totaal niet naar de bebouwing van de stad. Het is een soort UFO die toevallig in een stukje niemandsland tussen de snelweg en de Waalse buurt is geland. Misschien staat het juist daarom juist op zijn plek.
Overigens is het gebouw zelf een wonderschone ode aan technisch kunnen. Persoonlijk vind ik dat het trucje van de high tech beweging wel bekend is en ik vond dit gebouw qua ontwerp niet uitstijgen boven andere high tech van de laatste decennia, maar toch was het de moeite van een bezoek waard.
We begaven ons richting het centrum en kwamen uit bij één van de leukste buurten van de stad, namelijk de buurt rond de Nationalestraat en de statige Modenatie. Hippe winkels met dure modekleding wisselden af met tweedehands winkeltjes. Goede nieuwe architectuur (onder andere het Helix-gebouw van Poponcini en Lootens) stond naast vervallen pandjes en het publiek op straat was een gemêleerd van hip, arm, onverzorgd en rijk. Het werd ons al snel duidelijk dat deze buurt aan de ene kant hing tussen verval en heropleving en aan de andere kant overladen was het creatief talent. Dit stukje Antwerpen bruiste van ontwikkeling, maar nog niet door het grote geld en de Common brands ontdekt. Alleen deze buurt was een bezoek aan de stad waard.
Vervolgens belandden we in het noorden van de stad met de hoertjes van de Verwerrui en de rauwheid van de Noordelijke dokken. Dit gedeelte van Antwerpen wacht een ombouwoperatie die te vergelijken is met hetgeen ter hoogte van de Kop van Zuid in Rotterdam gaande is geweest. Het is interessant om zo’n rauw gebied eens bezoeken voordat de cementmolens gaan draaien.
We sloten onze toer door de stad af met een bezoek aan het 19e eeuwse station Antwerpen Centraal. Dit station vind ik nog steeds het mooiste van zijn tijd. Beter dan bij welk ander station is dit gebouw vormgegeven als een ode aan de voortgang van het treinreizen. Hoe kan deze ode beter worden vormgegeven dan met de middelen die men in die tijd kende om te oderen? –Juist: het station van Antwerpen ziet er daarom uit als een kathedraal. Aan het plafond omarmen engeltjes de wielen van een trein. Je begeeft je door de hal en beklimt een statige opgang waarna je via zoiets als het altaar van een kerk de deur naar de stationshal bereikt. Voor je zie je de 19e eeuwse uitdrukking van de hemel: een onwerkelijk grote hal van staal en glas, versierd met talloze gietijzeren ornamenten en glas in lood. De treinen staan in rijen voor je klaar voor de reis naar de nieuwe tijd.
Dat het station momenteel wordt verbouwd zodat het op een verrassende manier vorm geeft aan het reizen van de 21ste eeuw, is iets dat waar is en ook erg goed. Maar ik vergat het vanwege de pracht en praal van het 19e eeuwse machtsvertoon.
Na een diner bij een restaurant aan de Groenplaats vertrok ik weer met de trein naar Rotterdam. Inderdaad heeft Antwerpen een goede verbinding met Nederland: binnen een uur stond ik op Rotterdam Centraal. Toch is Antwerpen meer dan een stad met een goede verbinding. Antwerpen heeft veel te bieden aan monumenten van de vooruitgang, buurten in ontwikkeling, moderne architectuur en uitgesproken lelijke plekken. (toch ook wel interessant.) Alhoewel mijn architectuurvriend niet gekozen heeft voor de stad om zich in Antwerpen te vestigen zit hij er toch goed, ik ga er zeker nog eens op bezoek!