In het huis van mijn ouders staan op zolder een aantal gipsafgietsels en beeldjes van gebakken klei. Ze stellen menselijke figuren voor. Het gipsafgietsel is een meisjeskop, de kleibeeldjes zijn studies van een naaktmodel.
Als je goed kijkt zie je met hoe veel toewijding ze zijn gemaakt. In de klei zie je de afdrukken van de vingers van de maker. Zorgvuldig is de klei gepositioneerd, gekneed en bestreken, net zolang totdat het dátgene weergaf wat de maker vond dat het moest zijn. Geen exacte kopie van de werkelijkheid, maar een interpretatie ervan, zo was het hem geleerd door zijn academiedocent en zo deed hij het.
Bij het bezoeken van de tentoonstelling “Henry Moore, sculptuur en architectuur”, welke momenteel te zien is in de Kunsthal, moest ik denken aan de beeldjes die bij mijn ouders op zolder staan. Zoals Moore de mens als inspiratiebron gebruikte voor een Brancusiaans feest van abstracte vormen en lijnen, zo heeft de maker van die beeldjes geprobeerd een werkelijkheid achter het naaktmodel zichtbaar te maken.
In vergelijking met Moore is het werk bij mijn ouders dat van een beginneling. De meeste mensen die de beeldjes zien, vinden ze lelijk. Maar toch moest ik eraan denken: het werk op zolder is namelijk door mezelf gemaakt toen ik het eerste jaar van de kunstacademie volgde en Henry Moore was het grote voorbeeld van mijn toenmalige docent beeldhouwen. Via deze docent moet ik toen al beïnvloed zijn door het werk van Moore, zonder dat ik het zelf wist. Ik denk dat dit tevens de reden is waarom ik bij het bezoek van de tentoonstelling geraakt werd door de grandeur van Moore’s sculpturen.
Maar natuurlijk is het voornamelijk de kwaliteit van Moore’s beelden zelf, waardoor ik geraakt werd. Het goede van de beelden, is dat je bij het aanschouwen de neiging krijgt om er rondjes omheen te lopen. Vormen duiken op en verdwijnen weer, lijnen vloeien in elkaar maar blijven toch autonoom, de volumes hebben zoveel dynamiek dat ze een dans lijken te maken voor je ogen. Maar uiteindelijk ben je als de toeschouwer de enige die werkelijk beweegt. De beelden hebben een verstilde dynamiek terwijl het publiek maar rondgaat.
Het is wat mij betreft een essentiële eigenschap van goede sculptuur: zij laat je bewegen! Dit was al bij de Griekse beeldhouwkunst het geval (hoe uitgebalanceerd verstild sommige Griekse klassiekers ook zijn,) het is een eigenschap van Michelangelo’s “David” en van Rodin’s “Denker” en ook modernere kunstenaars als Brancusi en Picasso hebben beelden gemaakt die je doen rondlopen. Als je de voorkant ziet, wil je de achterkant zien en andersom. Vooral Picasso’s kubistische beeldhouwwerken zijn zeer expressief en prikkelend, zo prikkelend als die van Moore. Het is duidelijk dat Picasso één van Moore’s grootste inspiratiebronnen was.
Terug naar de beeldjes van mijn ouders. Die zetten toeschouwers niet in beweging, maar toch heb ook ik indertijd gepoogd iets van de beweging van het naaktmodel te vangen in klei. Het meisje was een balletdanseres en tijdens de lessen boetseren zat ze urenlang verstild op een draaischijf. Alles aan haar lichaam straalde uit dat ze haar dagen vulde met bewegen, dansen. Maar toch zat ze zo stil te poseren. De dynamiek van haar bestaan moest toch op één of andere manier te vangen zijn? Ik deed mijn best en mijn docent was zeer tevreden, ik kreeg de hoogste beoordeling van de klas.
Toen ik mijn docent boetseren vertelde dat ik wilde stoppen met de academie en architectuur ging studeren, was hij teleurgesteld. Hij zei dat ik een goede zou zijn geweest om na het basisjaar zijn 3d-klasje te versterken. “Zorg er dan in elk geval voor dat je ook als je architect bent altijd als een beeldhouwer te werk zult gaan” zei hij nog. Ik beloofde me ervoor in te zetten en verliet de academie.
Nu, na jaren van down-to-earth functionalisme van de Eindhovense bouwkundefaculteit , moet ik eerlijk bekennen dat ik veel te weinig als beeldhouwer werk en te veel als functionalist. De eisen van de functies van mijn gebouw domineren het ontwerpproces. Gelukkig loop ik momenteel stage bij een architect die juist beroemd is geworden vanwege zijn sculpturale gebouwen. Dit, en vanaf vandaag ook hetgeen ik gezien heb van Moore, moeten mij toch weer meer een beeldhouwer maken die mensen middels de vorm van gebouwen aan het bewegen zet. Er is namelijk niets mooier dan gebouwen die je doen bewegen.
De tentoonstelling van Moore is een absolute aanrader voor liefhebbers van moderne sculptuur, voor een ieder die houdt van beelden vol verstilde ruimtelijke kracht en voor mensen die al kunstconsumerend graag veel willen bewegen. Ik ben er op mijn manier door geraakt, maar de tentoonstelling heeft de potentie om op nog veel meer manieren interessant te zijn. De tentoonstelling in de Kunsthal is zodoende gewoon enorm interessant!