Het boek dat elke architectuurstudent gelezen móet hebben is het boek “Delirious Ney York” van de Nederlandse architect Rem Koolhaas. Er is zelfs sprake van een ware cultus rondom het boek. Laatst sprak ik erover met een medewerker van het bureau waar ik momenteel stage loop. Hij vertelde dat het boek in de tijd dat hij studeerde wel in de bibliotheekcatalogus van de faculteit te vinden was, maar dat het voortdurend uitgeleend was. Bovendien werd het boek in zijn tijd voortdurend gestolen. Iedereen móest het namelijk hebben. En dat is nog steeds zo.
Afgelopen week heb ook ik “Delirious New York” gelezen. En ik moet eerlijk zeggen: ook ik ben gevallen voor de kracht van het boek, voor de verrassend nieuwe insteek om een theorie uit de doeken te doen en ook vanwege hetgeen Koolhaas vertelt. Ik begrijp dus waarom “Delirious New York” zijn status heeft, het ís een bijzonder boek.
“Delirious New York” is een “retro-actief manifesto”. Het is dus een beginselverklaring die pas achteraf wordt gepresenteerd. Dit is natuurlijk wat kunstmatig. Manifesten werden in het verleden geschreven door de mensen die actief bij een bepaalde stroming betrokken zijn, zoals onder andere de Italiaanse beeldhouwer Boccioni in 1909 het Futuristische manifest ondertekende en publiceerde. (In feite hebben de Futuristen het Manifesto uitgevonden…)
Als je als buitenstaander een bepaald verband beschrijft, ben je een architectuurcriticus die een bepaalde stroming probeert te benoemen. Een achteraf geschreven manifest door een buitenstaander is zodoende een contradictio in terminus. Retro-actief kan niet samen met “Manifesto”, het ene sluit het andere uit.
Pas op het moment dat je over deze tegenstelling van het boek bent gestapt, wordt je meegezogen in de wereld van het “Manhattism”, een door Koolhaas verzonnen term om de speciale architectuur en stedenbouw van New York te vatten. Koolhaas neemt je als lezer mee door de geschiedenis van de stad. Hij doet dit enigszins selectief: alleen de zaken die bijdragen aan de geloofwaardigheid van zijn theorie worden beschreven. Van de spektakelarchitectuur in de pretparken van Coney Island, via de zakelijkheid van het Manhattan Grid en de Zoning Law, de democratisering van de toren en de ontwikkeling van artificiële natuurparken tot de bouw van het Rockefeller Centre. In de realisatie van het laatste gebouw komen alle ontwikkelingen die onderweg worden beschreven bij elkaar. Zo lijkt het alsof alles leidde tot dit ene gebouw. Retro-actief praten is altijd makkelijk praten…
Dat het Rockefeller Centre het hoogtepunt is van “Manhattism”, komt omdat het gebouw binnen de strikte grenzen van het New York grid en de Zoning Law enveloppe plaats biedt aan een maximale synthese van verschillende activiteiten. Het Rockefeller Centre is zodoende een hoogtepunt in de “Culture of Cogestion”, de cultuur waarin verschillende activiteiten losjes naast elkaar plaatsvinden, waarin een gebouw een stad op zichzelf is en waarbinnen middels de toepassing van “fantastic technology” het onmogelijke mogelijk lijkt. De strakke spanningsboog tussen begrensde mogelijkheden (gridstructuur, zoning law, natuurwetten, geld) en onbegrensde activiteit (kerk, theater, woningen, kantoren, hangende tuinen, kunst en transport, whatever you want), dát is “Manhattism”.
Het goede van het boek is dat je door een onmogelijke benaderingswijze een proces dat zich niet autonoom heeft afgespeeld, toch als autonoom kan benoemen en begrijpen. Door het schrijftalent van Koolhaas komt het verhaal zeer geloofwaardig over. Zodoende maakt Koolhaas de oorspronkelijke onmogelijkheid toch min of meer waar. Ook hij maakt het ongelofelijke mogelijk. Het is kunstmatig en nep, maar het spreekt tot de verbeelding en dus is het min of meer waar.
Dit laatste past volledig in de traditie die tegenwoordig als “postmodern” wordt gekwalificeerd. Uitgaande dat er geen waarheid is, kan alles dat geloofwaardig overkomt waar zijn. Juist de contradictie wordt gewaardeerd. Het traditionalistische voorkomen van de wijk Brandevoort tussen Helmond en Eindhoven is bijvoorbeeld bij haar bewoners zo populair omdat achter de façade een “gewoon” modern huizenblok schuilgaat. Wederom: het is kunstmatig en nep, maar het spreekt tot de verbeelding en dus is het min of meer waar.
Wat ik zo knap vind, is dat Koolhaas het boek al in de jaren ’70 schreef en dat hij het afleidde uit de bouw van projecten uit de jaren ’20 en ’30. Het blijkt dat de huidige cultuur zijn wortels heeft in de afgelopen decennia. Dit is logisch (het heden is kind van het verleden en is op zijn beurt zwanger van de toekomst,) maar toch vind ik het bijzonder om te ondervinden dat het daadwerkelijk zo is. Sommige mensen zien bepaalde tendensen gewoon wat vroeger dan andere, of ze hebben de kracht om een stroming in een bepaalde richting te geleiden.
Al lezend besefte ik hoe sterk dit laatste ook daadwerkelijk is gebeurd. De gebouwen die ik ken van Koolhaas’ bureau OMA zitten boordevol entertainende grapjes, ze bieden plaats aan een range van verschillende functies en ze zijn toch gebonden aan krappe kavels. Ook de bureau’s die uit OMA zijn voortgekomen maken spektakelarchitectuur. MVRDV stapelde landschappen op elkaar voor de World Expo in Hannover en Neutelings-Riedijk verrast de bezoekers van hun Minnaertgebouw met een enorm regenbassin binnen het gebouw. Het zijn twee voorbeelden van architectuurprojecten die zijn voortgekomen uit de behoefte aan entertainment. Zonder show geen gebouw.
“Delirious New York” is absoluut één van meest typerende boeken van architectuurwereld van de laatste decennia. Met de opzet van een “retro actief manifesto” is het boek zo onmogelijk als gebouwconcepten van de laatste jaren: woningen als een kasteel, een paviljoen van gestapelde landschappen, parkeerkelders onder water en woonkolonies drijvend op het IJ. Hoe meer een project de verbeelding prikkelt hoe groter het bestaansrecht. De opwinding rondom het boek is terecht. Of je het nou met Koolhaas of met deze tijdsgeest eens bent of niet: het houdt je bezig. Dit laatste maakt “Delirious New York” tot een boek dat je als architectuurstudent inderdaad gelezen moet hebben. Vanaf morgen (als ik het ingeleverd heb bij de bieb) is het weer beschikbaar. Rennen dus!