Op een gemiddelde zondagmiddag is het in de entreehal van het Haags Gemeentemuseum (1934) van architect Hendrik Pieter Berlage (1856-1934) een drukte van belang. Kinderen springen van de statige trappen aan weerszijden van de hal, een meisje maakt pirouettes, twee oudere dames in een felroze en -groen jasje bestuderen de plattegrond. De drukte van de mensen lijkt niet helemaal te passen bij de haast sacrale schoonheid van het gebouw. In de hoge entreehal valt een verbluffend mooi licht binnen. In de gangen klinkt een nagalm die elk geluidje tot een orkestraal volume versterkt. En de overdaad aan licht in de verder smetteloos witte museumzalen maakt elke bezoeker tot een kleurrijk museumstuk. Je vraagt je af: hoe heeft men ooit zo’n sacraal, bijzonder gebouw kunnen realiseren? En wat betekent zo’n bijzonder gebouw nog anno 2013?
Het is een goede dag voor het Gemeentemuseum: massa’s mensen stromen via de entreecorridor binnen en daarmee doet het gebouw nog precies waarvoor het in 1934 door museumdirecteur van Gelder is geopend: het bijbrengen van beschaving en cultuur aan zo veel mogelijk mensen. Indertijd was de grote anafabetische en onderontwikkelde arbeidersklasse de voornaamste doelgroep. Niet voor niets is in het ontwerp een grote aula geïntegreerd: mensen konden na het bekijken van de collectie meteen worden onderwezen…
Het streven om beschaving bij te brengen aan de arbeidersklasse klinkt ons anno 2013 wat vreemd in de oren. Niet alleen is de ongeletterde en ongeschoolde arbeidersklasse inmiddels zo goed als verdwenen, we hebben inmiddels ons geloof verloren dat iedereen iets van kunst en cultuur kan leren. Een linkse hobby, toch?
Maar het is echt waar: Van Gelder en Berlage zagen het museum als een instrument om de arbeidersklasse te verheffen. Daartoe moest het hun gebouw totaal anders zijn dan de musea die tot de 20ste eeuw waren gebouwd: laagdrempelig, met een overzichtelijke indeling en met afwisseling in grootte en soort zaal. Bezoekers moesten immers niet te snel verveeld raken of zich verdwalen raken. Bovendien werd de reeds genoemde aula toegevoegd voor kunstonderwijs. Het museum moest een waar kunst- en educatiepaleis voor de massa worden.
Ondanks dit hun zeer progressieve streven, zijn er toch een hoop 19e eeuwse kenmerken het ontwerp binnengeslopen. Zo is in het gebouwontwerp de aloude scheiding uitgedrukt tussen de gewone wereld van alledag en de verheven wereld van de kunst. Je betreed het gebouw via een lange corridor met aan weeszijden waterpartijen, alsof je via een brug een eiland betreedt. Ook de imposante entreehal met trappenpartij was men gewend van oudere musea. Het Gemeentemuseum mocht dan wel een plek zijn van de massa, het bleven de Hoge Kunsten die te bezichtigen zijn…
Anno 2013 zijn weinig bezoekers tot de laagste arbeidersklasse te rekenen en bovendien is het de vraag of de symbolische betekenis van het gebouw als bijzondere plek voor de Hoge Kunsten wordt begrepen. Die corridor herinner ik me als de beschutte plek om te wachten voordat je een kaartje kan kopen. En van de imposante trap in de hal zie ik dus kinderen trede voor trede afspringen en weer opklauteren, alsof het een toestel is in een speeltuin. Corridor en trap zijn gekke overblijfselen uit een voorbije tijd waarvan alleen het afwijkende karakter tegenwoordig voor meerwaarde zorgt.
Je moet het Gemeentemuseum dan ook niet langer bezoeken vanwege het aloude verheffingsideaal, maar meer omdat je gewoon van kunst houdt of –zoals ik- van de manier waarop dit kunstpaleis is vormgegeven. Berlage is een fantastische architect omdat hij zo goed moderniteit en traditie in zijn ontwerpen wist te verenigen. In navolging van zijn leermeester Gottfried Semper, die hem tijdens zijn studie aan de ETH in Zürich onderwees, bewoog Berlage zich tijdens zijn leven steeds verder van het herkauwen van oude motieven, naar een totaal nieuwe manier van vormgeven.
Je ziet het direct in de hal met de spelende kinderen en de dames met felgekleurde jasjes: de krachtenverdeling van de betonnen kolommen en liggers direct afleesbaar. Ondanks het monumentale karakter blijkt de constructie bepalend voor de vorm van de hal. Deze directe zichtbaarheid van constructie en functie zou later met het opkomende functionalisme tot vervelens toe navolging krijgen.
Binnen architectuurkringen wordt Berlage aldus gezien als wegbereider van de moderne architectuur die stierf voor dat hij het Modernisme volledig kon omarmen, als de profeet die het beloofde land niet inkon. Typerend is dat het Gemeentemuseum in 1935, een jaar na Berlages dood door zijn schoonzoon werd voltooid. In zijn grootse monumentaliteit en functionalisme is het gebouw een ijkpunt in het overgaan van 19e eeuwse symboliek naar 20ste eeuws functionalisme. Een laatste saluut van een wegbereider….
Leuk verhaal over een prachtig gebouw!
LikeLike