Warenhuis Schunck / de architect als kameleon

Het voormalige Heerlense Warenhuis Schunck (1935) –thans cultureel centrum- van architect Frits Peutz (1896-1974) is met zijn ranke betonnen draagconstructie, glazen vliesgevels en verticale stapeling van functies één van de meest zuivere voorbeelden van het Nieuwe Bouwen in Nederland. Des te bijzonderder is het ontwerp te midden van de rest van Peutz’ oeuvre, waartoe behalve het hypermoderne warenhuis óók een trits traditionalistische kerken en een statig natuurstenen gemeentehuis behoren. In tegenstelling tot de sterk verzuilde architectuurgemeenschap in het westen van Nederland, leek de virtuoze Peutz zich in het verre Limburg van geen stijl of stroming wat aan te trekken, met een geweldig oeuvre als resultaat.

IMG_2135  IMG_2143

Als Peutz van alle markten thuis was, waarom werd Warenhuis Schunck dan zo modern? –Simpelweg omdat de opdracht daarom vroeg. Het warenhuis als gebouwtype was in 1935 al geruime tijd aan een opmars bezig. Met het uitbreken van de industriële revolutie waren fabrikanten in staat om goedkoper en in grotere hoeveelheden te produceren. Dit had ook zijn effect op de consumentenmarkt: er kwamen meer en goedkopere producten beschikbaar, terwijl de gemiddelde koopkracht van de bevolking sterk groeide. Men had aldus grotere gebouwen nodig om het toegenomen volume handelswaar te huisvesten. Bovendien dienden deze warenhuizen enige allure uit te stralen. De koopwaar die vroeger alleen voor de rijken was gereserveerd, werd nu opeens voor een grote groep mensen beschikbaar. Daarom zijn de eerste 19e eeuwse warenhuizen in Parijs en Londen vormgegeven als paleizen. Grandeur en luxe voor de massa, dát was (en is) het bestaansrecht van een warenhuis.

In Heerlen ontwikkelde de consumentenmarkt zich even radicaal en grootschalig. De motor hiervoor was de opening van de Limburgse mijnen. De grote stroom arbeidersgezinnen naar de streek, maakte dat de bevolking verdriedubbelde. Al deze mensen moesten worden gehuisvest, gevoed en…. gekleed. Voor de Heerlense stoffenhandelaar Peter Schunck, afkomstig uit een oud geslacht van textielproducenten, braken daarmee gouden tijden aan. Zijn goedlopende winkel werd al snel te klein en maakte hij plannen voor de bouw van een warenhuis, midden in het centrum van Heerlen.

Schunck had een duidelijke opvatting van hoe dit warenhuis er uit moest zien. In tegenstelling tot de rijkgedecoreerde kooppaleizen in Parijs en Brussel, wenste hij een sober gebouw met goede lichtinval, een soort gestapelde openluchtmarkt. De koopwaar zou daarmee de aandacht krijgen die het verdiende en bovendien kon men dankzij het natuurlijk licht de stoffen goed op kwaliteit beoordelen. Het was een verbluffend eerlijke houding van een koopman die sterk vertrouwde op de kwaliteit van zijn product.

Voordat Schunck de lokaal gevestigde architect Frits Peutz een ontwerp liet maken voor zijn warenhuis, nam hij hem mee naar Les Grandes Magasins Decré in het Franse Nantes. Dit inmiddels gesloopte gebouw van architect Henry Sauvage baarde indertijd opzien omdat de gevel volledig was uitgevoerd in glas. Dát wilde Schunck ook.

Het ontwerpen van een nieuw type gebouw volgens Schuncks strenge functionele eisen, was aan Peutz wel besteed. Al vanaf zijn eerste villa, dat hij ontwierp nog voordat hij in 1919 zijn studie architectuur aan de TH (nu TU) in Delft afrondde, had hij losjes geëxperimenteerd met vorm en stijl. Naast het traditionalisme waarin hij op de TH was onderwezen, ontwierp hij óók villa’s in modernere trant, in eerste instantie geënt op de vormentaal van Frank Lloyd Wright. Peutz was van alle markten thuis.

IMG_2103  IMG_2116

Het is verbluffend om te zien hoe letterlijk de vormgeving van Warenhuis Schunck de opdracht volgt. Om de lichttoetreding te maximaliseren konden de gevels geen dragende (want massieve, dichte) delen bevatten. Tegelijk dienden de vloeren flexibel indeelbaar te zijn en dus zonder dragende muren. Vanwege deze twee eisen kón de draagconstructie niets anders zijn dan een open kolommenstructuur. Daarmee kon de gevel volledig worden uitgevoerd in glas, terwijl de vloeren vrij indeelbaar bleven.

IMG_2120  IMG_2111

Om de lichttoetreding te optimaliseren diende het vloerpakket zo dun mogelijk te worden  uitgevoerd. Immers: hoe dunner de vloer, hoe dieper het licht in het gebouw kan doordringen. Peutz paste hiervoor de paddenstoelkolom toe: een kolom die aan het uiteinde verdikt en zo geleidelijk overgaat in het horizontale vlak van het plafond. Hierdoor volgt het materiaal de krachtenverdeling van vloer naar kolom en zijn dwarsbalken overbodig. De vloeren zijn aldus ‘slechts’ 30 cm dik.

Wat ook bijdraagt aan het ‘lichte’ karakter van het gebouw, is de plaatsing van de glasgevel als een loszittende huls, op een halve meter afstand van de vloeren. Het geeft de bezoeker het gevoel daadwerkelijk in een constructie van gestapelde marktvloeren te staan, onder een stolp van glas. Bovendien draagt de strook tussen het glas en de vloeren bij aan de ventilatie van het gebouw. Alles in het Warenhuis is verbluffend doelmatig.

IMG_2137  IMG_2132

Het blijft een intrigerende vraag waarom je als architect na het realiseren van zo’n fantastisch state-of-the-art modern warenhuis met net zo veel enthousiasme een traditionalistische kerk of een massief natuurstenen raadhuis ontwerpt. Het antwoord ligt verscholen in het lokale karakter van Peutz architectuur. Door zich in Limburg te vestigen, ver van het zich op veel grotere schaal ontwikkelende westen van Nederland, was er simpelweg niet de ruimte om alléén moderne of traditionalistische gebouwen te ontwerpen. Net als in het westen schommelde de architectonische voorkeur tussen traditionalisme en moderniteit, alleen was in Zuid Limburg geen van de kampen groot genoeg voor een levensvatbare praktijk met één soort architectuur. Het maakte dat Peutz wel móest variëren, al naar gelang zijn opdrachtgever dit wenste.

Anno 2013 is het cross-over gehalte van Peutz oevre overigens allerminst bijzonder. Het is meer regel dan uitzondering dat architecten voor elke opdracht een totaal andere insteek en vormentaal kiezen. Dit heeft alleen totaal andere oorzaken: enerzijds is er sprake van een voortdurende ideologische crisis binnen de architectuur: er zijn al jaren geen overkoepelende visies op architectuur die architecten het waard vinden om een carrière lang te volgen. Daarnaast zijn opdrachtgevers en het publiek gedurende de tijd steeds mondiger geworden. Opdrachtgevers hebben net als Schunck indertijd uitgebreide wensenpakketten op het gebied van gebruik, duurzaamheid en uitstraling, of baseren zich bij de architectenselectie deels op de public vote. Het is aan architecten om zich voor elke opdracht weer helemaal te richten op de unieke eisen die worden gesteld. Iedereen is een beetje Peutz geworden.

De vraag is natuurlijk of dit slecht is. Zoals gezegd: Peutz oeuvre mag dan alle kanten uitschieten, elk afzonderlijk gebouw is overtuigend in zijn soort en wordt nog enthousiast gebruikt. Zo ook het warenhuis, dat na een ingrijpende renovatie inmiddels in gebruik is als cultureel centrum. De ‘gestapelde markt’ blijkt zich uitstekend te lenen als bibliotheek, debatpodium en evenementenruimte en op de bovenste verdieping is inmiddels een populair restaurant gevestigd. Schunck leeft, dankzij Peutz!

2 reacties

  1. Frank Zuylen

    Dag Pepijn,
    Dank voor deze blog. Opnieuw een boeiend architectural review. Het mooie aan dit gebouw van Schunck/Peutz is dat het zich door de tijd heen heeft weten te handhaven. Dat geldt overigens ook voor het stadhuis van Peutz.
    Ik blijf je met aandacht volgen.
    Succes,
    Frank Zuylen.

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s